In den aanvang dezes jaars vestigde de Fransche geleerde ADOLPHE BRONGNIART de aandacht op een nieuw plantengeslacht uit de groep der Cycadeën ¹). Deze orde, vroeger slechts uit twee geslachten, Cycas en Zamia bestaande, werd door de nasporingen van de nieuwere Kruidkundigen, in dit opzigt, veel rijker. De eigenlijke Zarina’s, of de onderverdeeling die men thans de Zamiaeae kan noemen, is onder anderen, eigen aan Amerika, zoowel aan de eilanden als het vaste land. Van eenige dier Amerikaansche gewassen zag men tot dus verre de bloemen niet. Het gewas door den Heer brongniart beschreven, was van Mexikaanschen oorsprong en moest, indien men zich hield aan de beginsels bij de andere geslachten op den voorgrond gesteld, gelijk de schrijver zeer te regt aanmerkt, de type lot een nieuw geslacht zijn. Bij de karakters van de mannelijke bloemen der Zamieae van de Oude wereld (Encephalartos en Macrozamia), vereenigt hetzelve dea algemeenen vorm van schubben van de ware Amerikaansche Zamia ’s. Er is hier bovendien een zeer bijzonder kenmerk, hetwelk bestaat in twee landen of dorens op de mannelijke en vrouwelijke schubben. Na deze en nog eenige andere kenmerken, welker vermelding ik kortheidshalve moet voorbijgaan, te hebben opgegeven, stelt de genoemde geleerde de vraag voor, of het door hem voorgestelde geslacht tot de ééne door hem beschrevene soort beperkt is, dan wel, of men welligt ook nog enkele andere, min volkomen bekende soorten (b. v. Zamia muricata enz.) bij het nieuwe geslacht zou moeten voegen? Hij meent echter, dat het onmogelijk is, dit met eenige waarschijnlijkheid aan te nemen. Tot de beantwoording dezer vrage kan ik, voor zoo veel de genoemde Z. muricata aangaat, bijdragen.

Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging

W.H. de Vriese. (1846). Nadere toelichting omtrent Zamia muricata Willd., naar aanleiding van eene bloeijende plant in de kassen van den heer A. van der Hoop, op Spaarn-Berg. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1, 1(1), 162–167.