Het tweede Genootschap heeft goedgevonden, voor het jaar 1847, het volgende voor te stellen: »Het Genootschap verlangt een bondig, berede»neerd en kritisch verslag van den tegenwoordigen »staal van de natuurkunde der gewassen, vooral met »opzigt tot de latere nasporingen van MIRBEL, MOHL, » SCHLEIDEN, MEIJEN, LINK, C. H. SCHULTZ, GAUDICHAUD, »NÄGELI, HARTING, en anderen. Het verlangt vooral, »dat de verschillende en nog steeds uiteenloopende »gevoelens en verklaringen der genoemde en andere »natuurkundigen, aangaande de voornaamste onder»werpen der planten-physiologie, — zoo als het ont»staan en de verdere ontwikkeling der eerste of ele»mentaire organen; — derzelver verbinding tot meer »zamengestelde; — het verloop en de verrigtingen »van beiden; — de beweging en het verschil der »sappen; — de voeding, de bevruchting, voortte»ling enz., — behoorlijk overwogen, aan de meest »naauwkeurige waarnemingen getoetst en beoordeeld »worden, ten einde daaromtrent, zoo veel mogelijk, »eenheid en overeenstemming, en van de voornaamste »verschijnselen van het plantenleven eene welgegronde »en meest aannemelijke verklaring te erlangen.” De prijs voor het best gekeurde antwoord op deze prijsvraag, is eene gouden medaille, ter innerlijke waarde van vier honderd hollandsche guldens.