1851
Tweede bijdrage tot de Algologische Flora van Nederland
Publication
Publication
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1 , Volume 2 - Issue 1 p. 202- 227
De werkzaamheden, die mijne betrekking tot de Vereeniging voor de Nederlandsche Flora mij oplegt, verbieden mij, om mijne onderzoekingen betrekkelijk de Flora van Zeeland langer afzonderlijk voort te zetten. Behalve dat daardoor eene, altoos gevaarlijke versnippering van tijd en krachten zou worden teweeg gebragt, zoo acht ik bovendien de bekendmaking van waarnemingen over een gedeelte onzer Flora, na het door die Vereeniging genomen besluit, om al ’t geen over de vegetatie van ons vaderland thans bekend is, in den vorm van een’ Prodromus eerlang in ’t licht te geven, voor mij althans, nutteloos. Het is daarom, dat ik mijne Naamlijsten van Zeeuwsche planten heb gemeend te moeten staken, niettegenstaande het mij aan stof voor een vervolg niet ontbrak. Welligt dat niettemin vroeg of laat het voornemen tot de uitgave eener Flora van Zeeland tot uitvoering komt; een voornemen, dat ik vooral daarom met zekere voorliefde heb gekoesterd, omdat die Provincie uit het oogpunt harer geographische ligging en geologische wording voor hare vegetatie in hooge mate belangrijk is. Deze tweede bijdrage tot onze Algologische Flora bevat dus wat in ’t algemeen in ons vaderland sedert de uitgave mijner vierde naamlijst van Zeeuwsche planten (1) en mijner eerste bijdrage (2) zoover ’t mij bekend is geworden, waargenomen is. Onderscheidene mededeelingen ben ik aan anderen, zeer vele aan mijne vrienden Molkenboer en Oudemans verschuldigd, wier nasporingen in de omstreken van Leyden wederom vele belangrijke Algen als inlandsch hebben doen kennen.
Aanvullende gegevens | |
---|---|
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1 | |
Organisatie | Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging |
R.B. van den Bosch. (1851). Tweede bijdrage tot de Algologische Flora van Nederland. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1, 2(1), 202–227. |