1851
Bijdrage tot de kennis der Indische Magnoliaceae
Publication
Publication
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1 , Volume 2 - Issue 1 p. 93- 98
Van het geringe aantal soorten, waaruit deze familie bestaat, is er geene aan Europa noch aan Afrika eigen; doch zijn er enkele uit het gematigde gedeelte van Amerika daarheen overgebragt. De nieuwe wereld, aan deze plantensoort rijker, werd langen tijd als de hoofdzakelijke standplaats van de Magnoliaceae aangemerkt, tot dat de onderzoekingen van de zuidelijke en oostelijke streken van Azie leerden, dat ook daar deze schoone plantenvormen in grootere hoeveelheid werden aangetroffen. In de Flora Javae zijn door den Heer BLUME zeven, voor de flora van den Archipel nieuwe soorten opgegeven, waarbij onze reizen er nog vier voegen; zoodat het aantal van de vertegenwoordigers der genoemde familie voor deze continentaal-groep thans 17 bedraagt. Zij bezitten allen gerolde scheeden, die de knoppen bedekken; dikke, lederachtige, met eene netvormig vertakte nervuur voorziene bladeren en witte of gele, welriekende bloemen. Eenige Micheliasoorten worden om deze bloemen algemeen aangeplant en zijn waarschijnlijk uit Bengalen, alwaar zij denzelfden naam Tjampaka of Sampaca voeren, overgebragt. De geelbloemige Michelia Champaca is in alle de door beschaafde Maleijers bewoonde streken aangetroffen en hare bloemen zijn bij allen een sieraad, waarmede de inlandsche schoonen hare opgebondene haren zoo gaarne tooijen. Het is mij echter voorgekomen, dat deze sterke geur, op dezelfde wijze als die van de Volkameria fragrans, iets onaangenaams en bedwelmends heeft.
Aanvullende gegevens | |
---|---|
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1 | |
Organisatie | Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging |
P.W. Korthals. (1851). Bijdrage tot de kennis der Indische Magnoliaceae. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1, 2(1), 93–98. |