1851
Morphologische beschouwingen omtrent de ranken van Vitis vinifera
Publication
Publication
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1 , Volume 2 - Issue 1 p. 270- 278
Wanneer men in de verschillende hand- en leerboeken der kruidkunde de gedaanteverwisselingen nagaat, waaraan vele planten-organen onderhevig zijn, dan bemerkt men dat hiertoe, behalve de overgang in doornen, stekels, haren enz. ook die in ranken of klaauwieren (CIRRHI) gerekend wordt. Men verstaat hieronder draadvormige, in eene spiraal gewondene, zeer buigbare en kruidachtige organen, die de plant, vooral in het opklimmen langs en rondom andere ligchamen, welke zij ontmoet, zouden behulpzaam zijn. Er wordt nu geleerd, dat de bladen zoowel als de bladstelen en steunblaadjes, de stengel zoowel als de bloemstelen en de kelk in ranken kunnen veranderen. Bij Clematis, Tropaeolum pentaphyllum, Corydalis claviculata, enz. zijn het de bladstelen, bij Lathyrus Aphaca, Gloriosa superba, enz. de bladeren of hunne onderdeelen, bij vele soorten van het geslacht Smilax de steunblaadjes, bij Calythrix is het de bloemkelk, bij Allium sativum, Nerium zijn het de meeldraden, die deze gedaanteverwisseling ondergaan. Het spreekt wel van zelf, dat men zich dezen overgang van het eene orgaan in het andere, niet als een zoodanigen moet voorstellen, die zich later openbaart, wanneer het primitieve orgaan reeds eenen zekeren trap van ontwikkeling bereikt heeft: integendeel, van deze gedaanteverwisseling zelve bemerkt men niets; het is alleen haar resultaat, dat zigtbaar wordt, terwijl dan de tegenwoordigheid van vreemd gevormde, afwijkende organen, op de plaats van anderen aangetroffen, ons nopen, aan zulk eene metamorphose te denken. Ware het eerst gestelde geval waar en konde men de verandering of vervorming zelve, als zoodanig nagaan, dan voorzeker zoude men met meer zekerheid kunnen aangeven welk orgaan in zulk eene rank ware veranderd, en men zoude hieromtrent bijkans geene verschillende meeningen ontmoeten; doch in het tweede, dat werkelijk plaats heeft, kan men reeds a priori besluiten, dat eene zekere uiteenlooping van meeningen niet vreemd kan zijn. En werkelijk ontdekt men deze dan ook hier en daar, wanneer men den eenen schrijver met den anderen vergelijkt. Zoo beschouwt De Candolle (Org. II. p. 189) de ranken bij Smilax als ontstaan uit lager geplaatste blad-segmenten, terwijl Petermann (Taschenh. der Bot. 1842. S. 112), Seubert ( Die Pflanzenkunde etc. 1849. S. 46) en anderen haar voor vervormde steunblaadjes aanzien. De ranken der Cucurhitaceae houdt De Candolle (l. c. p. 188) voor steunblaadjes, Seubert (l. c.) voor bladen, enz. Onder deze en dergelijke tegenstrijdigheden in meening, die men in het hoofdstuk, dat over de bijkomende organen handelt, aantreft, ontmoette ik er eene, die mijne aandacht daarom racer bepaald tot zich trok, omdat er aan den eenen kant, en dat wel aan dien der nieuweren, zaken werden opgegeven, welke mij met de onmiddellijke waarneming geheel in strijd schenen te zijn. Het betreft namelijk de vraag, of de ranken van den wijnstok (Vitis vinifera) als vervormde stengels, dan wel als vervormde bloemstelen moeten worden aangezien. De eerste meening zijn onder anderen A. de Jussieu (Cours élém. d’Hist. Nat. Bot. 2e éd. p. 132) en Seubert (l. c.), de tweede De Candolle (l. c.), Richard (Nieuwe Beg. der Kruidk. vert. door Cl. Mulder 1830. bl. 254), Petermann (l. c.), Le Maout (Atlas élém. de Bot. 1842. p. 112), v. Hall (Handh. d. Kruidk. 1847. bl. 60) toegedaan.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1 | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging |
|
C.A.J.A. Oudemans. (1851). Morphologische beschouwingen omtrent de ranken van Vitis vinifera. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 1, 2(1), 270–278. |
|