In den loop des zomers (1872) werd mij de hier bedoelde en afgebeelde vrucht ter hand gesteld door Dr. Merkus Doornik te Amsterdam, die ze ontvangen had van een zijner patiënten, een likeurstoker terzelfder stede. Een der bedienden van den laatsten, bezig zijnde eene partij citroenen door te snijden, werd getroffen door de vreemde kleur van het binnenste der vrucht, en vertoonde ze zijnen meester, die haar weder aan zijn medicus afstond. Van de 9 hokjes der vrucht waren er 5 in kleur en smaak volkomen gelijk aan het vleesch eener citroen, de 4 andere aan dat van een sinaasappel. Het onderscheid in den smaak tusschen de beide gedeelten was even opvallend als dat in de kleur. De enkele pitten, die ik vond, zaaide ik uit, maar geene daarvan kwam tot ontwikkeling.