1. Ag. Omphalia oniscus Fr. (Epicr. ed. alt. pag. 158). Sphagnetum te Oud-Diemen, bij Amsterdam; 27 Oct. 1874. — De door mij gevonden exemplaren kwamen volmaakt met de beschrijving van Fries overeen. Hunne kleur evenwel was, in vochtigen staat, een weinig donkerder dan door het woord scinereus” wordt uitgedrukt. De hoed mijner voorwerpen was niet hreeder dan 31/» centimeter. 2. Ag. Pholiota sphaleroraorphus Buil. (Fr. Epic. ed. alt. pag. 217). Op zeer vochtig grasland bij’t Sphagnetum te Oud-Diemen , bij Amsterdam; 26 Mei 1875. — De hoed mijner grootste voorwerpen had eene middellijn van 3'/, centimeter, en was op de standplaats zelve, bij vochtig weder, glanzig en glibberig, hoewel geenszins kleverig. Zijn vleesch was, bij de grootste exemplaren, in ’t midden 3 , aan de randen 1 millim. dik. — Soms vond ik een «pileus urabonatus.”