Op eene wandeling buiten Lochem, in Augustus 1875, merkte ik, in elkanders onmiddellijke nabijheid, twee zeer krachtig ontwikkelde exemplaren van Thymus Serpyllum op, welke mij in de kleur en de grootte hunner bloemen zoo zeer schenen te verschillen, dat ik besloot, ze tot nader onderzoek mede te nemen. Uit dat onderzoek bleek mij. dat de kleine bleekroode bloemen van het eene exemplaar allen oneigenlijkvrouwelijk waren, de groote donkerroode daarentegen tweeslachtig, maar zóó, dat aan een en hetzelfde induvidu kort- en langstijlige bloemen werden aangetroffen. Benige metingen, door mij aan de verschillende bloemen verricht, mogen hier hare plaats vinden.