Nadat Sachs aangetoond had, dat er bij de kieming van gerst een zuur wordt afgescheiden, waardoor in een dolomietplaat de indrukken der worteltjes duidelijk zichtbaar blijven , en nadat door anderen was aangetoond dat het afgescheiden zuur (een vast, geen vluchtig) zuur moest zijn, zoo heb ik getracht het zuur op te sporen, dat behalve koolzuur afgescheiden kon worden. Het onderzoek, moet ik beginnen te zeggen , heeft vele bezwaren, en is hoogst raoeielijk. Mijne eerste proeven nam ik op de volgende wijze: tarwekorrels werden gelegd op watten ; onder de watten was zuiver calciumcarbonaat aanwezig; het geheel werd met water vochtig gehouden, en eiken morgen het vocht er afgegoten. Het vocht was in den regel waterhelder en liet bij verdamping een witte zelfstandigheid achter, die bij verbranding zwart werd en kool gaf, hetgeen aantoonde dal er een organische stof in de vloeistof aanwezig was. De na verdamping verkregene stof werd met verdund zwavelzuur behandeld, waarna ik duidelijk den reuk van azijnzuur bemerkte. Zuiver azijnzuur was het evenwel niet; waarschijnlijk waren er andere vetzuren bij.