De afhankelijkheid van de ontkieming van zaden van de temperatuur, is door verscheidene schrijvers onderzocht geworden ¹). De methoden, welke daarbij gevolgd werden, waren niet altijd dezelfde. Nu eens bepaalde men den tijd, dien het worteltje bij verschillende temperaturen noodig heeft om de zaadhuid door te breken: dan weer mat men de lengte, welke de kiemdeelen bij verschillende temperaturen in denzelfden tijd bereikten. Als tijdsbestek koos men bij gunstige temperaturen meest één of twee dagen, bij lagere warmtegraden dikwerf het dubbele. In al deze gevallen vormde dus slechts het begin van het ontkiemingsproces het onderwerp der studie. De reden, waarom men zich met deze onderzoekingen bijna steeds tot de allereerste stadiën van het verschijnsel beperkte, ligt voor de hand. Het is betrekkelijk gemakkelijk om elke willekeurige temperatuur een korten tijd in voldoende mate op standvastige hoogte te houden. Over een lang tijdsverloop gaat dit echter met groote moeilijkheden gepaard, die nog aanzienlijk toenemen, indien de aard van het onderzoek eischt dat de planten, aan de proef onderworpen, zich onder den invloed van het licht zullen ontwikkelen. Wij vinden in de literatuur dan ook slechts enkele, ter loops gedane, waarnemingen over den invloed der temperatuur op het ontkiemingsproces in zijn geheelen omvang.