M. H. Misschien zult ge u herinneren, dat ik voor eenige jaren in het Kruidkundig Archief een stukje geplaatst heb over de verandering van den lang gebruikten geslachtsnaam Samadera in den schijnbaar prioriteit bezittenden naam Samand u r a, eene verandering die door Durand in zijn Index Generum Plantarum was voorgesteld. Volgens mijne meening was deze verandering geen verbetering, want in de Flora Zeylanica was door L i n n a e u s de naam Samand u r a niet als geslachtsnaam gebruikt, maar alleen als een voorloopige aanduiding met een inlandschen naam van een onvolkomen bekende plant. Andere schrijvers hebben dan ook alle den naam Sa madera gehandhaafd. Door B a i 11 o n zijn echter, steunende op het prioriteitsbegipsel, een aantal oudere namen aan de vergetelheid ontrukt en daardoor verscheidene algemeen bekende namen tot synoniemen gemaakt. Ofschoon dit opgraven van vergeten namen voor hen, die zich met de planten bezig houden niet zonder bezwaren is, moet men er zich toch aan onderwerpen, wanneer er vroeger werkelijk fouten tegen de botanische nomenclatuur begaan zijn. Een ander geval is het wanneer men in algemeen aangenomen gebruiken een verandering aanbrengt en dan, hierop steunende, een aantal bekende namen verwerpt en door nieuwe vervangt. Dan moeten de gronden, waarom die regels veranderd worden, wel zeer overwegend zijn om het hoofd te bieden aan den tegenstand,' die zich tegen eene dergelijke innovatie natuurlijk zal ontwikkelen. Zulk een strijd is er nu in het leven geroepen door het kort geleden verschenen werk van Kantze Revisio generum plantarum. Het is volgens den titel een werk, waarin alle geslachten der phanerogamen en vaatcryptogamen en verscheidene der celcryp toga men aan een onderzoek worden onderworpen, en al is dat alle nu niet volkomen juist — o.a. wordt bij de Asclepidiaceae niet de helft der geslachten besproken — toch is het een werk dat getuigenis geeft van een zeldzame vlijt en groote volharding. De schrijver heeft zich overal aan de beginselen, die hij zich gesteld heeft, gehouden met de strenge nauwgezetheid van een rechter, die elke overtreding der wetten als een misdaad beschouwt en die van verjaring niets wil weten. Dat het dus een werk is van groote beteekenis, behoeft niet betwijfeld te worden. Veel van zijn veranderingen zullen ook wel overgenomen worden. Er zijn er echter een groot aantal, waartegen een hevige oppositie gevoerd zal worden en dat zijn die, welke steunen op wijzigingen van de eenmaal bestaande gebruiken en regels. Onder de op het congres te Parijs aangenomen regels voor de botanische nomenclatuur is er een, waarbij bepaald wordt dat voor de toepassing van het prioriteitsbeginsel tot op Linnaeus wordt teruggegaan. Ongelukkig is niet aangegeven tot welk werk van Linnaeus, doch in de aanteekeningen van De Ca n dolle, die gelijk met de wetten in .het licht gegeven zijn, werden, wat de geslachten betreft, de in 1737 verschenen Genera Plantarum en voor de soorten de in 1753 verschenen le Editie der Species Plantarum als de meest geschikte werken aangewezen, vooral ook omdat op deze werken door Linnaeus en zijne navolgers het meest is voortgebouwd. En deze opvatting werd tot dusverre vrij algemeen gehuldigd.

Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 2

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging

J.G. Boerlage. (1895). Kuntze Revisio generum plantarum vascularium omnium atque cellularium multarum secundum leges nomenclaturae internationalis cum enumeratione plantarum exoticarum in itinere mundi collectarum. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 2, 6(1), 157–160.