Het zien van mikroskopisclie beelden berust geheel op verschillen in lichtintensiteit (afgezien van de kleur) tusschen verschillende gedeelten van het gezichtsveld. Om de zaak eenvoudiger te maken zullen wij veronderstellen, dat wij te doen hebben met een gezichtsveld, waarvan de ééne helft eeue andere lichtintensiteit heeft dan de andere, en noemen wij die intensiteiten van het mikroskopische beeld voor het sterkst verlichte gedeelte Ie en voor het zwakst verlichte Ij — *).