Om volkomen natuurgetrouwe afbeeldingen te vervaardigen van bonte bladeren, bladskeletten en andere platte plantendeelen, kan men als volgt te werk gaan: In een gewoon fotografisch copiëerraam wordt het blad met zijn onderzijde naar het glas gekeerd gelegd, en daarop een stuk lichtgevoelig papier, b. v. chloorzilver-pyroxylinepapier. Hierop komt een dikke laag van een zachte, maar veerkrachtige stof, b. v. grof vilt of wol voor tochtdeuren en eindelijk het sluitstuk van het raam, dat met veeren wordt aangedrukt. Nu wordt het geheel aan het licht blootgesteld, zóólang totdat het zichtbare deel van ’t papier geheel zwart is geworden, en daarna het papier uit het raam genomen. Men heeft nu een scherpen en fraaien afdruk, die alleen nog met natriumhyposulfiet behoeft gefixeerd en daarna uitgewasschen te worden. In diffuus daglicht duurt het proces vrij lang, in direkt zonlicht slechts eenige minuten. — De afdruk, die na droging chocoladebruin is, is natuurlijk negatief, maar kan zonder verdere toebereiding zelf weer gebruikt worden om een willekeurig aantal positieve afbeeldingen te maken. Deze laatste kan men dan met goudbad behandelen, waardoor de kleur donkerder en aangenamer voor ’t oog wordt dan de bruine zilverkleur. Zelfs de fijnste verschillen in kleurschakeering der bonte bladeren — donkergroen, lichtgroen, wit — komen volgens deze methode met de grootste nauwkeurigheid op de afbeelding. De methode is zelfs op vrij dikke, leerachtige bladen, zooals die van Aucuba japonica, toe te passen. Ook kan men zoowel versche als gedroogde voorwerpen gebruiken.