De spreker vestigde de opmerkzaamheid der leden op het verschijnsel dat door hem dit jaar in den omtrek van Leiden verschillende Lemna -soorten in bloei waren aangetroffen, n.1. L. minor, g i b b a en t r i s u 1 c a. Zij werden door hem het eerst gevonden in een sloot onder Zoeterwoude, den 18 Juli van dit jaar; voornamelijk Lemna minor bloeide overvloedig, terwijl L. trisulca toen reeds vrucht had gezet. Ook op andere plaatsen rond Leiden gelukte het spreker deze planten bloeiend aan te treffen. Om na te gaan in hoeverre dit verschijnsel algemeen was, had hij zich gewend tot verschillende botanisten in vrij ver verwijderde plaatsen in ons Vaderland gevestigd, met het resultaat dat slechts weinigen zoo gelukkig waren in hun omgeving bloeiende exemplaren van dit plantengeslacht waar te nemen. Zoo werden hem door Mej. Lindo bloeiende planten van L. minor, gevonden te Haarlem, toegezonden — door den Heer L a k o te Zwolle insgelijks bloeiende exemplaren dezer soort en van L. g i b b a; bovendien had de Heer L a k o in de omgeving van zijn woonplaats L. arrhiza aangetroffen ; deze echter niet in bloei, wat in Europa trouwens nooit is waargenomen. Dit resultaat moge vrij negatief schijnen, toch gelooft spreker uit het feit, dat de L e m n a ’ s op twee zoozeer verwijderde plaatsen bloeiend werden aangetroffen, te mogen besluiten, dat het bloeien dezer plantensoort niet door plaatselijke invloeden werd beheerscht, doch door klimatalogische oorzaken werd veroorzaakt. Spreker wenschte niet nader stil te staan bij de inrichting dezer bloemen, daar deze op uitstekende wijze was beschreven in de beroemde Monographie van Hegelmaier *) ; bovendien stelde spr. mikroskopische preparaten van L. min or en L. t r i s u 1 c a ter beschikking van de leden.