Er wordt al enige tijd overleg gevoerd om tot een Rampenplan Olievervuiling te komen. Initiatiefnemer in deze is vooral de afdeling Direktie Noordzee van Rijkswaterstaat, ter uitvoering van de in 1969 te Bonn tot stand gekomen overeenkomst tussen de Noordzeestaten bij de signalering en bestrijding van olieverontreiniging. Streven is om tot een draaiboek te komen dat in geval van een calamiteit gehanteerd kan worden om zodoende de gevolgen tot een minimum te beperken. Dat Nederland tot op heden een grote olieramp bespaard is gebleven is uiteraard geen reden om niet serieus de mogelijkheden en onmogelijkheden tijdig na te gaan. Statistisch bezien kunnen we nu elk moment worden getroffen (het is te hopen dat de praktijk anders uitwijst!). De oecologische gevolgen van een dergelijke milieuramp worden relatief kort onderzocht, dat wil zeggen ook wanneer-er in bijvoorbeeld economisch opzicht géén maar in oecologisch opzicht wél van een rampsituatie sprake is wordt er nu ook van een calamiteit gesproken. De olieramp van winter 80/81 is hiervan een goed voorbeeld.