Op de kaft van dit rapport prijkt een tekening van een paartje Grauwe Klauwieren. Deze illustratie loopt vooruit op het resultaat van de BSP-inventarisatie van 925 ha esdorplandschap ten oosten van Norg. In 1993 zijn twaalf rondes aan het gebied gebracht (data en tijden in bijlage), waarbij 35 soorten gebiedsdekkend zijn geïnventariseerd. Vijf soorten daarvan zijn niet aangetroffen. Vergeleken met 1986 (inventarisatie door Provincie Drenthe) zijn in 1993 veel Fluiters (van 2 naar 9 paren), Vuurgoudhaantjes (van 2 naar 14), Glanskoppen (van 2 naar 28) en Appelvinken (van 9 naar 32) aangetroffen. De vogels van het agrarische landschap hadden het moeilijker: Grutto (van 9 naar 1), Wulp (van 18 naar 5) en Veldleeuwerik (van 12 naar 2). Voor vogelsoorten die een kleinschalig cultuurlandschap met zandwegen en houtwallen prefereren, is het gebied (nog) ideaal: Gekraagde Roodstaart 31, Grasmus 67, Geelgors 52 en als grote verrassing 2 paartjes Grauwe Klauwier (beide succesvol, resp. 2 en 4 uitgevlogen jongen). Met het kwantificeren van de habitatkeus voor enige soorten en een uitgebreide beschrijving van het nestbiotoop van de Grauwe Klauwier heeft Marcel Bonder een zinvolle uitwerking aan zijn resultaten meegegeven. Met dit handvat kunnen Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer (als toekomstige beheerders van de Peeslermaden) wel uit de voeten, dunkt me. Het is jammer dat Marcel de spectaculaire toename van diverse bosvogels niet nader onder de loupe heeft genomen, maar zijn evaluatie volledig gericht heeft op de houtwallen, beek en weidevogels. Het viel me op dat de verspreidingskaarten geen enkel territorium van de onderzochte soorten aangeven in een bosje waar Kritisch Bosbeheer een aantal jaren geleden 'natuurlijk bosbeheer’ heeft uitgevoerd. Hoe zit dat? Tenslotte nog een tip voor toekomstige rapporten; een correspondentieadres vermelden kan handig zijn.