Een rapportage van broedvogelonderzoek in de Eenerstukken (319 ha) en Tempelstukken (417). Het gebied wordt jaarlijks geïnventariseerd volgens de BMP-methode. In de rapportage wordt naast de bevindingen in 2006 ook stilgestaan bij de ontwikkeling vanaf 1996. Met name in de Eenerstukken komt een breed scala aan weidevogelsoorten voor: Kievit (34), Grutto (43), Wulp (10), Tureluur (10), Veldleeuwerik (25), Graspieper (52) en Gele Kwikstaart (3). De Tempelstukken kent een andere vogelbevolking met o.a Fazant (10), Watersnip (13), Boompieper (60), Bosrietzanger (53), Grasmus (106), Paapje (1) en Grauwe Klauwier (1). Deze verschillen hangen grotendeels samen met het gevoerde beheer. In de Eenerstukken wordt een meer op weidevogels gericht beheer gevoerd, in de Tempelstukken is het beheer gericht op meer spontane ontwikkeling met ruigten en bosopslag. In de Eenerstukken nemen primaire weidevogels als Kievit en Scholekster geleidelijk in aantal af, terwijl in de Tempelstukken alle primaire weidevogelsoorten teruglopen (uitgezonderd de Watersnip). Verder is een poging gedaan om aan de hand van ecologische vogelgroepen veranderingen in het beheer te onderbouwen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de rietgorsgroep (indicatief voor vochtige tot natte ruigten met lage struwelen), de Roodborsttapuitgroep (indicatief voor hoge ruigten en lage struwelen) en de Geelgorsgroep (open bos, bosranden en boomgroepen). Vrijwel al deze groepen laten een toename zien als reactie op een geleidelijke verruiging en struweelvorming.