Dit verslag is een weergave van een in 1985 uitgevoerd inventarisatieonderzoek in het natuurreservaat de Overasseltse- en Hatertse Vennen, een rivierduinen-landschap met een groot aantal vennen. Peters, Clerx & Huijs namen 36 soorten waar, waaronder Ischnura pumilio, Coenagrion lunulatum, Erythromma viridulum. Ceriagrion tenellum, Sympetrum pedemontanum en Leucorrhinia pectoralis. De gevolgde methode is dezelfde als beschreven in Huijs & Peters (1983) (Contactblad No. ). Het gebied wordt ingedeeld in giridcellen (inventarisatiehokken) van 50 x 50 meter. In ieder onderscheiden landschapstype worden een aantal gridcellen systematisch onderzocht; de dichtheid afhankelijk van de te verwachten libellenrijkdom. Met behulp van de computer worden groepen gevormd van gridcellen, die qua litoellensamenstelling sterk op elkaar lijken. Dit worden "libellentypen" genoemd.