In Nederland wordt sinds de twintiger jaren gebruik gemaakt van de plantengeografische districten zoals die door J.L. van Soest in 1929 werden opgesteld. In 1985 heeft Ad Mol toen werkzaam aan het Rijksinstituut voor Natuurbeheer een rapport geschreven over de hydrobiologische districten van Nederland (Mol 1985). Een samenvatting van dat rapport verscheen een jaar later in De Levende Natuur (Mol 1986). In beide artikelen geeft Mol aan dat begrippen als algemeenheid of zeldzaamheid slechts relatieve begrippen zijn, waarvan de waarde eerst in een groter (lees: landelijk) kader kan worden beoordeeld. De hydrobiologische districtenindeling kan aan deze beoordeling een bijdrage leveren, doordat argumenten voor waardering of behoud van bepaalde natuurgebieden beter kunnen worden afgewogen. Een tamelijk algemene soort voor Nederland kan zeldzaam zijn in één van de onderscheiden districten en daarmee een belangrijk argument opleveren voor bescherming van gebieden binnen dat district waarin de soort voorkomt.