Vanaf 1988 heb ik van de volgende mensen formulieren en/of losse gegevens over het voorkomen van libellen mogen ontvangen: Mare Argeloo, Matthias Bogenschutz, Bram Couperus, G. Jannis, Covert Jansen, WJ.A. Hoeffnagel, Roy Kleukers, Marjolein Koopmans, Eric Last, Gerard Maes, J.R. Marquart, Hans Moet, Henk Moller Pilot, Willem Renema, Evert Ruiter, John Smit, Henk Vallenduuk, Cor Wintering en H.J. van Woerden. Hierbij wil ik hen daarvoor hartelijk danken. Aparte vermelding verdienen Tieneke de Groot, Harry Hendrickx, Ernst Storm en Weia Reinböud, van wie ik jaarlijks veel gegevens ontvang. De meest sensationele gegevens die ik van afgelopen jaar binnenkreeg waren afkomstig van G. Jannis, die in 1989 het gebied de Hoort te Budel-Dorplein voor de eigenaar Budelco/KZM heeft geïnventariseerd. Hij trof hier 25 libellesoorten aan met als interessante soorten: Platycnemis pennipes (10 exx.). Ceriagrion tenellum (10 exx.). Aeshna isosceles (10 exx.) en als toppers Somatochlora flavo – maculata (91-100 exx,). coerulescens Orthetrum (10 exx.) en Sympe – trum depressiusculum (91-100 exx.). Hiermee lijkt de Hoort, ondanks de hoge concentraties zware metalen die rond de zinkfabriek worden gevonden, op gebied van libellen momenteel één van de allerbelangrijkste (natuur)gebieden in Nederland te zijn. Dat zware metalen voor een rijke libellenfauna geen directe belemmering hoeven te zijn merkte ook Schmidt (1987) reeds op. Het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt is nog onbekend. Denneman (1990) toonde echter aan dat ook sommige soorten kevers, in tegenstelling tot andere onderzochte groepen ongewervelden, in staat lijken om accumulatie van zware metalen te kunnen vermijden, of te kunnen tolereren.