1991
Het libellenjaar 1991
Publication
Publication
Contactblad Nederlandse Libellenonderzoekers , Volume 20 - Issue 1 p. 34- 36
Voordat ik de leuke libellenwaarnemingen uit 1991 zal gaan bespreken, zal ik eerst nog even de sensationeelste waarnemingen uit 1990 de revue laten passeren. Begin juni van dat jaar trof Marlijn Doornbosch bij de Helbeek op de St. Jansberg (bij de Piasmolen, ten zuiden van Nijmegen) een mannetje van Gomphus vulgatissimus aan. De Helbeek is ter plaatse slechts 30 cm breed, met snelstromend koud water en zeer weinig oeverbegroeing. Tot voor kort was de populatie van Gomphus vulgatissmus bij de Beerze bij Lennisheuvel (Boxtel) de enige nog bekende populatie in Nederland. Op deze laatste locatie worden nog regelmatig een tiental exemplaren per jaar waargenomen. In 1990 heeft Karin Verspui als inventarisatiemedewerkster van Staatsbosbeheer het Nationale Landschapspark 'de Dwingelose heide' op libellen en dagvlinders geïnventariseerd. Een soort als Ceriagrion tenellum bleek daar op vrij veel vennen voor te komen, doch Coenagrion hastulatum bleek er te zijn verdwenen. De spectaculairste vondsten waren die van Sympecma braueri (2 exemplaren) en Aeshna subarctica (1 exemplaar). Het zomerhalfjaar van 1991 was uitzonderlijke wat betreft het weer. Hierin waren sterke wisselingen te zien. Tot half april was er prachtig voorjaarsweer. Dit resulteerde in zeer vroege (record) waarnemingen van Pyrrhosoma nymphula (II april). Coenagrion pulchellum (15 april) en Cordulia aenea (15 april), allen gedaan door Tienek de Groot in de Molenpolder bij Utrecht. De eerste waarnemingen voor deze drie soorten zoals vermeld in Geijskes & van Tol (1983) zijn respectievelijk 13 april, 24 april en 6 mei. In de periode van half april tot half juni was het relatief koud weer, waarin de zon zich nauwelijks liet zien. Daarna brak echter weer een mooi-weer periode aan. Deze duurde, met enkele korte onderbrekingen, tot in oktober. Door de koude periode kwamen veel zomersoorten laat uit die daarna door de mooi-weer periode lang konden blijven doorvliegen. Door deze combinatie van weersfaktoren kon ik in zuid-Drente de laatste waarnemingen van drie soorten 'verbeteren': Coenagrion pulchellum (10 september). Somatochlora metallica (13 september) en, Libellula quadrimaculata (18 september). De laatste data voor deze soorten opgegeven door Geijskes & van Tol (1983) zijn respectievelijk 4 september, 25 augustus en 12 september.
Additional Metadata | |
---|---|
Contactblad Nederlandse Libellenonderzoekers | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie |
Marcel Wasscher. (1991). Het libellenjaar 1991. Contactblad Nederlandse Libellenonderzoekers, 20(1), 34–36.
|