Het voorkomen van Sympetrum pedemontanum in deze eeuw in Noordwest Europa heeft een onregelmatig karakter. Van de periode rond de eeuwwisseling zijn er waarnemingen van deze soort bekend, zoals bijvoorbeeld een waarneming rond 1906 bij Hamburg (Fisher in: Schorr, 1990). Daarna hebben waarnemingen lange tijd ontbroken. In 1953 werd de soort, voor het eerst sinds lange tijd in het toenmalige Oost-Duitsland (DDR) waargenomen, aan de uiterste oostgrens: in de omgeving van Frankfurt an der Oder. Hij breidde zich tot in de zeventiger jaren over een groot deel van de DDR naar het westen uit: Lübben (1957), Potsdam (1965), Halle (1966), Gera (1969), Leipzig (1969), Karl Marx Stadt (1973) en Dresden (1973) (Stöckel, 1974). In de periode 1970-1975 bereikte de soort Niedersachsen (in het toenmalige West-Duitsland). In de tachtiger jaren breidde de soort zich verder uit zowel naar het noorden (in de DDR tot aan de Oostzeekust en in West-Duitsland tot aan Hamburg; Köningstedt, 1985, Fisher, 1984) als naar westen (de eerste waarneming van deze soort in Nordrhein-Westfalen werd gedaan in 1982; Jödicke, 1990). De westelijkste populatie is vrijwel zeker de populatie in de Maten, bij Den Diel/Mol in noord-België (Michiels, 1984). De soort werd daar door de auteur vanaf 1980/1981 waargenomen. Schematisch is deze uitbreiding naar het westen in figuur 1 weergegeven. Er is mij één uitzondering bekend van een waarneming die niet in dit plaatje past. Dat is een waarneming uit 1971 bij Postel (in noord-België, nabij Den Diel/Mol). Er zijn verschillende verklaringen voor deze uitzonderlijke waarneming mogelijk. Als eerste kan het zijn dat zich hier toen reeds een eerste zwerver uit het oosten (of misschien uit het zuiden, vide infra) hier had aangediend. Een tweede mogelijkheid is dat zich bij Den Diel/Mol deze eeuw een zeer kleine populatie heeft kunnen handhaven. Dit laatste zou ondersteund kunnen worden door het feit dat de watertjes in dit gebied bij Den Diel/Mol zeer speciaal zijn: matig voedselrijk en enigzins kalkhoudend. In dat geval zou daar een zeer klein refugium zijn geweest dat bij de uitbreiding van de soort in noordwest Europa een extra rol zou kunnen hebben gespeeld. Een derde mogelijkheid —die niet geheel uit te sluiten is— zou een verschrijving van het jaartal kunnen zijn.