”Voorkomen is beter dan genezen”: vooral waar het de vogels betreft die door stookolie worden getroffen, daar zullen we het allemaal wel over eens zijn. Echter, ook al zou het ons met elkaar lukken om een betere internationale wetgeving te krijgen, waardoor het jaarlijks grote aantal illegale olielozingen vermindert, zouden we nog altijd blijven zitten met het probleem van de scheepsrampen en andere niet-moedwillige oliemorsingen en de dientengevolge getroffen dieren. Juist als zoveel vogellevens verloren gaan, moeten we alle zeilen bijzetten om te redden wat er nog te redden valt. Natuurlijk moeten ernstig verminkte dieren, die geen enkele kans op redding hebben, uit hun lijden worden verlost. Deze diagnose is echter bij olieslachtoffers dikwijls moeilijk te stellen. Dit geldt eens te meer, wanneer mensen met weinig ervaring in vogelrevalidatiewerk uitsluitend op uiterlijk gaan selecteren. Het ergste kwaad zit namelijk niet aan de buitenkant, maar inwendig. Een slachtoffer dat aan de buitenkant vol olie zit maar daarvan weinig heeft binnengekregen, heeft meer kans op redding dan een dier dat langer onderweg geweest is en dat zichzelf gedeeltelijk heeft schoongepikt. Op zijn minst moet men bij het selecteren de vogels wegen en eventueel zelfs hun temperatuur opnemen.