Op 23 september werden op de Noordzee vanaf het onderzoeksschip de Aurelia van het Nederlandse Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) een viertal windhozen gezien. De eerste was een kleine, met een doorsnede op het wateroppervlak van ongeveer 5 meter. De baan van deze windhoos lag precies over die van de Aurelia en de windhoos trof ons om 07.20 u GMT. Onze koers was op dat moment 140°, bij een snelheid van 10 knopen en de hoos kwam van rechtsvoor, onder een hoek van 45° op ons af. Waterdruppels werden enkele meters van het oppervlak de lucht in gezogen en de ramen aan de rechtervoorkant werden natgeslagen door de passerende windhoos. Het was die dag vrij zwaar bewolkt (70%) met buien, bij een wind uit ZW van 3 Beaufort en een goed zicht. De luchtdruk bedroeg 1010 mBar. De grootte van de vier windhozen, gemeten in doorsnede van beroerd wateroppervlak, verschilde van geval tot geval. De eerste had een doorsnede van 5 m, de tweede en de derde een doorsnede van ongeveer 10 m en de vierde was net aan het ontstaan en had nog slechts een doorsnede van 2 m. Alle vier de windhozen werden gezien binnen 500 m van het schip en steeds bevonden ze zich onder een zware eregenwolk, terwijl hoog in die wolk een beginnende slurf te zien was. Deze bereikte nooit een grote lengte en zeker niet het wateroppervlak.