In dit artikel wordt de op dit moment bekende kennis over aantallen en overwinteringsgebieden van de Westpalearctische zeeëendsoorten op een zeer overzichtelijke wijze samengevat. De aantalsschattingen zijn grotendeels gebaseerd op de raidwintertellingen die internationaal door de IWRB (International Waterfowl Research Bureau) worden gecoördineerd, hier en daar aangevuld met in ander kader uitgevoerde tellingen. Van oudsher zijn de mariene eendesoorten het moeilijkst te tellen vanwege hun voorkeur zich te ver van de kust op te houden on betrouwbare tellingen vanaf het land te kunnen verrichten. Vooral hierora werd er in het recentste samenvattende rapport van de IWRB van afgezien om van de soorten Toppereend, Eidereend, IJseend, Zwarte Zeeëend en Grote Zeeëend populatieschattingen te geven (vgl. Ruger et al. 1986, IWRB Special Publication 6). Vanwege het in recente jaren toegenomen aantal tellingen van kustwateren per vliegtuig, met name in Zweden, Deneraarken, West-Duitsland en in de Nederlandse Waddenzee, meende de auteur nu voor deze soorten wel tot redelijk verantwoorde schattingen te kunnen komen. Zo komt hij voor de Toppereend tot een schatting van 200.000 overwinterende vogels (vooral Kattegat, de oostkust van Schleswig-Holstein en de westelijke Waddenzee). Minder belangrijk zijn de rest van de Oostzee, de Britse kusten (waar een recente afname problemen in de IJslandse broedpopulatie suggereert) en de Zwarte Zee. Verbijsterend is het ontbreken van gegevens van het IJsselmeer, waar toch jaar in jaar uit ruim 100.000 Toppers de winter doorbrengen. Hoewel dit gedeeltelijk dezelfde vogels zullen zijn als de 58.000 die werden opgegeven uit de westelijke Waddenzee, zou mogelijk de totaalschatting met bijna 100.000 kunnen worden verhoogd. Het aantal Eiders in de westelijke Palearctis wordt geraamd op 3 miljoen. De neerderheid hiervan verblijft rond het Kattegat, de westelijke Oostzee, de Waddenzee en de zuidkust van IJsland. In het eerste en laatste gebied vertoeven ’s winters meer dan 500.000 vogels. Informatie ontbreekt uit de Zwarte Zee. Eiders lijken duidelijk te zijn toegenomen sinds Atkinson-Willes in 1978 namens IWRB de eerste populatieschatting maakte van 2 miljoen vogels, omdat de hoeveelheid nieuwe informatie sinds die tijd niet is toegenomen. Belangrijke lacunes van informatie zijn te vinden langs de Oostzeekust tussen West-Duitsland en Estland. Niet minder dan 2 miljoen IJseenden overwinteren jaarlijks in Europa, vrijwel allemaal in het Oostzeegebied (met name in het zuidwesten) en langs de zuidkust van IJsland (hier zelfs meer dan 200.000 exemplaren). De westelijke Waddenzee (tussen 500 en 1000 vogels) is de zuidelijkste overwinteringsplaats van enige betekenis. De bekendste soort in deze groep, de Zwarte Zeeëend, wordt geraamd op 800.000 vogels, waarvan 200.000 – 500.000 in het Kattegat. Andere belangrijke plaatsen worden gemeld uit de rest van de zuidwestelijke Oostzee, de weste- lijke waddenzee, de Britse oostkust, Het Kanaal en de Straat van Gibraltar. De af en toe zeer aanzienlijke concentraties voor de Nederlandse Noordzeekust (vgl. o.a. recente raeldingen in Sula) worden afgedaan met 500 – 1000 vogels in de Voordelta. Een mogelijk belangrijke leerate wordt gevormd door de kust van NW-Afrika. Gegevens uit zeetrekmateriaal suggereren dat de overwinteringsplaatsen van de Zwarte Zeeëend althans in Nederlandse kustwateren nogal sterk van jaar tot jaar kunnen varieren, hetgeen zowel de lokalisering als de aantalsschattingen nogal zal bemoeilijken. De Grote Zeeëend tenslotte heeft een geschatte populatiegrootte van 250.000 vogels in het gebied. Concentraties van meer dan 100.000 vogels zijn niet bekend en meer dan 10.000 worden alleen gemeld van de kust van Noorwegen en uit het Kattegat. De zuidelijkste meldingen van grotere aantallen komen uit Het Kanaal en ook voor deze soort ontbrekenr gegevens uit de Zwarte Zee.