In de herfst van 1988 werden in ons land 113 Kleinste Jagers waargenomen. De meeste vogels werden langs de Noordzeekust gezien, maar een aantal andere werd in het IJsselmeergebied aangetroffen. Nooit eerder in de geschiedenis werd in één seizoen een dergelijk aantal in ons land opgemerkt. Ofschoon de eerste vogels (voor zover bekend allen juvenielen) reeds eind augustus verschenen, duurde het tot de derde week van september voordat de aantallen echt begonnen op te lopen (tabel 1). De grootste aantallen werden waargenomen tussen 5 en 10 oktober: liefst 64 exemplaren, nu grotendeels adult en voor zover zichtbaar afkomstig uit de Scandinavisch/Russische populatie. Het eerste deel van de invasie vond plaats tijdens relatief kalm weer, maar in de piekperiode was er sprake van aanhoudende westelijke stormen. Ook in andere landen rond de Noord- en Oostzee werden uitzonderlijke aantallen gezien: ca. 500 op de Britse Eilanden, ca. 500 in Denemarken, ca. 270 in Zweden, meer dan 150 in Noorwegen, 44 in West Duitsland, 18 in België. Alleen in Finland (20 stuks) was het waargenomen aantal normaal. Over de oorzaak van de invasie bestaat geen enkele duidelijkheid. Omdat er geen sprake was van een abnormaal aantal doodvondsten lijkt het erop dat de betrokken vogels in een redelijke conditie verkeerden. De leeftijdsverdeling, overwegend volwassen vogels, wijst erop dat een eventueel buitengewoon gunstig broedresultaat slechts een ondergeschikte rol kan hebben gespeeld.