Dit schitterend uitgevoerde rapport, uitgerust met kleurenfoto’s en al, verschaft een dieper inzicht in herkomst, trekwegen en trekstrategieën van de diverse langs de Nederlandse kust trekkende steltloperpopulaties. De doelstelling van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de functie van de Oosterschelde als pleisterplaats voor steltlopers tijdens de voorjaarstrek in de situatie vöör de voltooiing van de stormvloedkering, teneinde later middels vergelijkbaar onderzoek, de invloed hiervan te kunnen vaststellen. De aandacht ging vooral uit naar de mate van ”doorstroming” (duur van pleisteren van individuele vogels), het verloop van de voorjaarsrui en de geografische herkomst van de in het gebied voorkomende steltloperpopulaties. Dankzij een enorme inzet werden met mistnetten en inloopkooien op een vijftal locaties (hoogwatervluchtplaatsen) in het Oosterscheldegebied 992 volwassen steltlopers gevangen, gemeten en geringd. Negen van de zestien gevangen soorten worden in dit rapport slechts vluchtig besproken, ofwel omdat het nauwelijks een doortrekkende soort betreft (Scholekster), ofwel omdat de aantallen te gering waren om er veel bijzonders over te zeggen. Op de resultaten bij de gevangen Bontbekplevieren, Strandplevieren, Zilverplevieren en Kanoeten wordt dieper ingegaan, terwijl vooral de Bonte Strandloper, de Tureluur en de Steenloper uitvoerig worden bediscussieerd. Het bleek dat diverse van de in het gebied overwinterende steltlopers er ook de prenuptiale rui doormaken en de vetreserves aanleggen om de terugweg naar de broedgebieden te aanvaarden. Dit gold voor Noordeuropese en Siberische populaties van Zilverplevier, Bonte Strandloper en Rosse Grutto, de Oostgroenlandse populatie van de Steenloper en de IJslandse Tureluurs. De overwinterende Canadees/Groenlandse Kanoeten vertrekken zonder te ruien en in gewicht toe te nemen naar andere pleisterplaatsen (in Groot-Brittannië?), alvorens de definitieve terugreis te beginnen. Vanaf eind april beginnen in de Oosterschelde steltlopers uit Afrikaanse overwinteringsgebieden aan te komen, steeds met lage lichaamsgewichten. Het gaat hier om Noordeuropese en Siberische vogels: Zilverplevier, Kanoet, Krombekstrandloper, Tureluur en Steenloper. Van deze soorten weten in ieder geval de laatste twee in de Oosterschelde een belangrijke gewichtstoename te bewerkstelligen.