Om niet achter te blijven bij de NOU, die nu het wapen van de “extra” uitgave van hun tijdschrift ARDEA in de strijd heeft geworpen, heeft dit jaar ook de Dutch Birding Association (DBA) naar dit middel gegrepen. Het resultaat is een schitterend uitgevoerd, 55 pagina’s dik “special issue”, waarin aandacht wordt besteed aan het voorkomen van een viertal Amerikaanse meeuwesoorten in het Westpalearctisch gebied. Het gaat hierbij om Ringsnavelmeeuw Larus delawarensis, Lachmeeuw L. atricilla, Franklins Meeuw L. pipixcan en Kleine Kokmeeuw L. philadelphia. Na een onderhoudend overzicht van het normale voorkomen van elk van deze soorten binnen de beide Amerika’s, waarin zowel broedverspreiding als trekwegen en overwinteringsgebieden uitgebreid aan de orde komen, volgt een rubriek over hun voorkomen als dwaalgast buiten de Westpalearctis (op een helaas wat onleesbare wijze buitengewoon volledig), waarna een korte samenvatting van hun voorkomen binnen de WP volgt. Na dit alles wordt, opnieuw per soort, een discussie gevoerd over het voorkomen in het Westpalearctisch gebied. Bij de Ringsnavelmeeuw worden Groot-Britannië en Ierland hierin apart behandeld, gezien het zo veel groter aantal waarnemingen dat hier verricht is dan in de rest van het gebied. Bij deze discussie wordt ook consequent aandacht besteed aan de mogelijkheid dat de bewuste soort ooit eens tot broeden zal komen in ons deel van de wereld. Hoewel hier af en toe zinnige informatie in staat, komt de consequentie waarmee deze subrubriek terugkeert lichtelijk merkwaardig over. Zeer illustratief zijn de kaartjes, waarin het voorkomen van de diverse soorten in Europa staat weergegeven. Duidelijk blijkt hieruit de voorkeur die de meeste soorten hebben om niet al te ver de binnenlanden van Europa te gaan verkennen. Alleen de prairiesoort Franklins Meeuw wordt af en toe opvallend ver oostwaarts opgemerkt. Jammer is bij dit soort plaatjes, dat er niet gemakkelijk gecompenseerd kan worden voor verschillen in detectiekans tussen de verschillende delen van Europa. Dat er in de lage landen minder Amerikaanse meeuwen worden waargenomen dan op de Britse Eilanden behoeft geen verwondering te wekken en zal ook stellig een weerspiegeling zijn van de realiteit. Echter, de betrekkelijke schaarste van de behandelde soorten in Frankrijk en op het Iberisch Schiereiland zal stellig ook samenhangen met het grotere te controleren werkgebied en met de schaarste aan goed geïnstrueerde meeuwenwaarnemers. Het feit dat vier van de vijf ringterugmeldingen van Ringsnavelmeeuwen uit de WP afkomstig waren uit Spanje en de Azoren onderstreept dat bij gelijke waarnemersactiviteit in ZW-Europa deze soort hier wellicht ta rijker zou blijken te zijn dan op de Britse Eilanden.