Internationalisering is het sleutelwoord voor de toekomst van het zeevogelonder zoek op zee. In een Europa zonder grenzen kunnen we als zeevogelaars natuurlijk niet achter blijven, zeker niet op de Noordzee. lir zitten dan ook drie internationale projecten "in de pijplijn". Het eerste is het maken van een ’vulnerability atlas’ van de Noordzee, gebaseerd op alle beschikbare tellingen die voorhanden zijn in de landen rond de Noordzee. Het is de bedoeling dat er in Aberdeen als centraal punt een grote computer-data-base komt, waarin alle tellingen zitten. De planning is, dat de atlas er in 1992 is. Met die data-base kunnen natuurlijk ook voor deelgebieden, zoals het Nederlandse deel, verspreidings-kaartcn, gemaakt worden. De beide andere projecten bestaan vooral uit veldwerk. Samen met de Denen en de Duitsers zal in 1991/92 de kustzone van de Duitse bocht geïnventariseerd worden, vooral met het oog op duikers en zeeëenden. Met name het Duitse deel is nog een witte vlek op onze kaarten, terwijl we verwachten, dal hier belangrijke aantallen van deze vogels overwinteren. Met derde project omvat de hele Noordzee. De visserij-instituten rond de Noordzee organiseren in de komende vier jaar ieder kwartaal een gezamenlijke tocht, die in drie weken de hele Noordzee plus een deel van de Oostzee dekt (de ’International Bottom Trawl Survey’, IBTS). Getracht wordt nu om op alle deelnemende schepen vogelaars geplaatst te krijgen, zodat we samen met de visgegegens, ook het hele gebied op zeevogels en zeezoogdieren kunnen inventariseren. Een aantal organisatorische hobbels zijn al genomen, en de eerste proeftocht (Nederland/Duitsland/Denemarken/Zweden/Schotland) is uitgevoerd. Verslag volgt. NZG/Offshore (MFL)