De Poyser-reeks was tot dusverre vrijwel geheel Brits georiënteerd. Of het aan de overname van Poyser door Academie Press heeft gelegen is niet duidelijk, maar de zojuist verschenen monografieën ’The Pinyon Jay’ (Gymnorhinus cyanocephalus) en ’The Ancient Murrelet’ (Synthliboramphus antiquum) sluiten die episode af. Tony Gaston bespreekt deze kleine alkachtige vooral aan de hand van zijn veldwerk op de Queen Charlotte Islands in British Columbia, Canada, waar de helft van de (tot dusverre bekende) wereldpopulatie broedt. Toegegeven, het is voor ons geen alledaagse zeevogelsoort (ofschoon in 1990 en weer in 1991 een exemplaar bij Lundy in Engeland opdook). Maar de broedbiologie van een merkwaardig dier als de Ancient Murrelet – in het Nederlands probeert men de naam Zilveralk ingeburgerd te krijgen -, is toch zeker interessant, zeker omdat Gaston op zo’n aanstekelijke manier allerlei wetenswaardigheden presenteert. De Ancient Murrelet is een kleine alkachtige en weegt ongeveer 2 ons. Hij broedt in het noordelijk Pacifisch gebied, van British Columbia tot in Japan. Het dier komt alleen ’s nachts aan land en broedt bij voorkeur in holen in imposante naaldbossen op kleine eilandjes. Het kuiken wordt slechts een tweetal dagen in het hol vergund, dan moet het, onder begeleiding, mee naar zee. De hommelachtige donspropjes staan op deze tocht bloot aan ongekende gevaren; van allerlei zoogdieren en (nacht-)roofvogels in het bos, tot vraatlustige vissen in zee. Het zal niet meevallen om je leven als bitterbal te beginnen!