Tijdens de landelijke december-telling waren de dichtheden dode vogels op het strand buitengewoon laag. Op de meeste plaatsen werd naast opvallende aantallen Zilvermeeuwen en een enkele Noordse Stormvogel, Jan van Gent of Zeekoet weinig gevonden. Toch waren er voorafgaande aan de telling verschillende meldingen van flinke verontreinigingen op zee. De meeste meeuwen waren schoon, maar vrijwel alle alkachtigen waren met olie besmeurd. Op het strand werden hier en daar met olie besmeurde meeuwen en Drieteenstrandlopers gezien. Ongebruikelijk was de vondst van twee skeletdelen (resp. 1 en 3 kg) van een Mammoet Mammuthus primigenius op de Maasvlakte, 20 dec (GG). Eind december en tot vlak na de jaarwisseling zorgde een periode van matige tot strenge vorst voor extra sterfte onder watervogels en steltlopers. De maand januari stond in het teken van zware storm: de ene na de andere. Pas vanaf de laatste week van januari werd het weer rustig. Bram Couperus coördineerde de nationale februaritelling, waaraan op grote schaal werd meegewerkt. In januari werden zoveel vogels van het strand geveegd door de hoge waterstanden, dat de dichtheden die werden aangetroffen sterk wisselden. Er spoelden flinke aantallen Zeekoeten aan (Alken waren sterk in de minderheid) en veel van deze dieren waren ’schoon’. Niet eerder werd zo’n laag oliebevuilingspercentage in ons land vastgesteld (deze winter sector III 50.0%, n= 254). Op de Hondsbossche Zeewering werden deze maand 87 Zeekoeten gevonden (32 met olie, 45 schoon; WBR), bij Bloemendaal op 31 jan 62 stuks over 7 km, waarvan slechts 3 met olie (FH, JV). De merendeels schone Zeekoeten, met daaronder een aantal exemplaren met een witte vettige substantie in de veren (wat paraffine bleek te zijn), deed menigeen ertoe verleiden boute uitspraken te doen over een vermeende ’paraffine ramp’, maar de massastranding was uiteraard een ’wreck’. De voor het merendeel onvolwassen Zeekoeten in de Duitse Bocht en de zuidelijke Noordzee hadden ongeveer een maand lang te kampen met zeer zwaar weer. Dat daarbij grote aantallen om het leven kunnen komen hebben we de afgelopen twaalf jaren bij herhaling kunnen zien. De vorstperiode had enige sterfte van steltlopers tot gevolg. Februari was een kalme, maar vooral tamelijk milde maand en daardoor bleven de aantallen dode vogels binnen de perken. Op Terschelling, waar voor de kust een enorme zeeëendenconcentratie verbleef, strandden forse aantallen Zwarte Zeeëenden. Eidereenden waren, voor het zoveelste jaar in successie, talrijk op de stranden en dijken van de waddeneilanden.