Op 8 december 1992 werd vanaf MS Mijntje een flinke groep Witsnuitdolfijnen Lagenorhynchus albirostris waargenomen op ongeveer 15 km uit de kust ter hoogte van Monster (ZH; KK). Het betrof een groep, onderverdeeld in kleinere ploegjes van 3-6 dieren, van in totaal naar schatting 15-25 exemplaren (zie kaart). De dolfijnen werden enige tijd met het schip gevolgd en éénmaal verscheen een tweetal vlak onder de boeg van het schip. De meeste zwommen kalm door, zonder uit het water op te springen, en met de groepjes vlogen veel zeevogels mee op. Op dezelfde dag werden op 5 km uit de kust bij Schouwen ongeveer 20 ongedetermineerde dolfijnen gezien (NBLF). Waarschijnlijk gaat het hierbij om dezelfde groep. Een dag later werden sportvissers in kleine bootjes voor de kust van Texel benaderd door enkele tientallen Witsnuitdolfijnen (WM). Ongeveer een kwartier lang bleven de dieren bij de bootjes, waarbij ze soms bijna konden worden aangeraakt. Later bleken de dieren deel uit te maken van een veel grotere groep, van naar schatting zo’n 50-100 stuks, die zich langzaam in westelijke richting verplaatste. Zoals zo vaak wordt gezien bij dergelijke grote groepen, buitelden de dolfijnen ’uitbundig’ rond en sprongen diverse exemplaren geheel uit het water op. Tegelijk met deze melding werd een oude waarneming doorgegeven van 15 Witsnuitdolfijnen voor de kust van Texel op 3 december 1991. De foto die door de sportvissers werd genomen bij deze ontmoeting sluit verwarring met andere soorten uit. Dezelfde vissers maakten melding van kleinere groepjes dolfijnen bij hun bootjes, weer konden ze bijna worden aangeraakt, op 29 dec (2) en 31 dec (7). Ook deze dieren werden herkend als Witsnuitdolfijnen. Bij zeevogeltellingen vanaf het Belgisch onderzoeksschip de Belgica, werden op 8 februari 1993 om 14.30 GMT, vier Witsnuitdolfijnen waargenomen ter hoogte van Walcheren, nog net binnen het Nederlands Continentaal Plat. Na te zijn opgemerkt op enkele honderden meters van het schip (zoekend gedrag van Jan van Gent) kwamen ze voor de boeg zwemmen en volgden de Belgica nog zowat een kwartier in zuidwestelijke richting. Witsnuitdolfijnen werden vervolgens opgemerkt vanaf de Pelagia (5 op 27 januari, ten NW van Texel; HO, CJC) en vanaf de Tridens (5 op 2 feb ten NW van de Doggersbank; HO, CJC). Op 5 feb werden enkele tientallen Witsnuitdolfijnen, in drie gevallen vergezeld van kleine kalfjes, waargenomen in de Moray Firth (HO, CJC). De surveys in de rest van de Noordzee aan boord van andere onderzoeksschepen bevestigden wat al langere tijd werd vermoed: het merendeel van de dolfijnen is in de noordwestelijke Noordzee te vinden, terwijl ze in het oosten en zuidoosten buitengewoon schaars zijn (zie kaart). Het intensieve vaarschema van januari en februari in de zuidelijke Noordzee ( Navicula, Pelagia en Tridens) heeft tot een flink aantal meldingen van Bruinvissen Phocoena phoena geleid (zie kaart). Op de bekende plaatsen werden Bruinvissen gezien (bij Blåvandshuk, verspreid in de Duitse Bocht, langs de Waddeneilanden en ter hoogte van de Humber), maar opvallend waren de meldingen voor de zuidhollandse kust en bij Oost Engeland (ter hoogte van Great Yarmouth). De Tridens heeft de gehele Zuidelijke Bocht doorkruist bij windstil weer en het aantal meldingen bleef hier zeer beperkt (HO, CJC). Dit bevestigt de eerdere vaststelling dat Bruinvissen min of meer de zuidgrens van hun verspreidingsgebied bereiken ter hoogte van de 53e breedtegraad. De overige Bruinvissen werden voor de Schotse oostkust gezien. Hierbij moet worden opgemerkt dat de kuststrook langs de Engelse oostkust ten noorden van The Wash niet werd bezocht.