Tijdens de ’haringecho survey’ en de ’International Bottom Trawl Survey’ van het visserijonderzoeksschip Tridens werden respectievelijk in juni/juli en augustus/september 1993 vogels geteld in grote delen van de Noordzee (figuren 1 en 2). Daarnaast werden gegevens verzameld aan boord van MS Mercuur op een tripje van Den Helder naar het Friese Front in augustus. De gegevens werden geanalyseerd om na te gaan hoe de dispersie van Zeekoeten verliep na het broedseizoen. In juni/juli bleken de vogels hoofdzakelijk in de buurt van de kolonies voor te komen, terwijl op 3 juli, op ongeveer 175 km ten noordoosten van de dichtstbijzijnde kust (Peterhead, NE Schotland), een concentratie vogels werd gevonden waarvan 4% bestond uit pas ’uitgesprongen’ kuikens. In augustus/september werden Zeekoeten wijd verspreid aangetroffen, met locaal hoge dichtheden tot het Skagerrak aan toe. De gebieden met hoge dichtheden (figuur 2) geven op de kaart een regelmatig golfpatroon afgewisseld met gebieden lage dichtheden te zien. De verklaring wordt gezocht in het voorkomen van clusters van ongeveer tegelijkertijd van de rotsen gesprongen vogels, op weg in oostelijke richting naar hun overwinteringsgebieden. Slechts enkele concentratiegebieden konden worden verklaard door een rijk voedselaanbod.