Tijdens de jaarvergadering van de NZG werd door alle partijen een korte inleiding op de problematiek van het boren op het Friese Front gegeven. Hierna werden door leden van de NZG vragen gesteld. Onder leiding van dagvoorzitter Jelle van Dijk kwam een vijftal sprekers aan bod. Mardik Leopold kwam met een algemene beschrijving van (de vogels van) het Friese Front. Deze informatie is opgenomen in de eerste bijdrage in dit nummer en wordt hier niet herhaald. Willem Jan Goossen vatte de standpunten van Greenpeace samen en Bopp van Dessel legde uit hoe het boren in zee in zijn werk gaat en waarom volgens de NAM ook op het Friese Front veilig kan worden geboord. Ook deze twee sprekers leverden een bijdrage aan dit nummer. Hun verhalen op de jaarvergadering worden hieronder kort samengevat. De andere twee sprekers waren Carla Bisseling van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Peter van der Ham namens het Ministerie van Economische Zaken. Het eerste ministerie moet ook de belangen van de ’natuur’ in de Noordzee behartigen en volgt uit dien hoofde de ontwikkelingen van de offshore industrie. Economische Zaken behartigt de belangen van 's Rijks schatkist en geeft de vergunningen uit om in de Nederlandse Noordzee naar olie en gas te boren. De visie van beide ministeries komt binnen dit nummer van SULA alleen hier aan de orde. Willem Jan Goossen betoogde dat we moeten bedenken dat de offshore industrie meer is dan boren alleen. De hele keten van zoeken naar gas of olie, het boren zelf, de productie, het transport naar en over land, de verwerking tot eindproducten en het uiteindelijke gebruik leiden alle tot milieuproblemen. Deze variëren van verstoring van dolfijnen door seismisch lawaai, stervende zeevogels in olievlekken, calamiteiten aan land door ontploffingen tot het broeikaseffect en zeespiegelrijzing. Op grond van deze zaken vindt Greenpeace dat er minder in plaats van meer naar fossiele brandstoffen gezocht zou moeten worden.