Met grote regelmaat bezochte zeetrekposten waren ditmaal Ameland, de Hondsbossche Zeewering (Hbz), Egmond aan Zee, Bloemendaal, Noordwijk, Katwijk en Scheveningen. Duikers waren in de gebruikelijke aantallen aanwezig bij de Waddeneilanden. Vanaf half december kon men op Ameland elke ochtend 2-300 duikers naar het westen zien vliegen. In de eerste helft van februari werden hier op drie dagen tussen de 3 en 400 exemplaren gezien. Op 6 januari vlogen langs Vlieland ruim 500 duikers in 3 uur naar oost. Een opmerkelijk fenomeen deze winter waren de zeer grote aantallen duikers in het zuiden des lands. Normaal verblijft verreweg het grootste deel van de duikers bij Noord-Holland en de Waddeneilanden. Vanaf 1 januari werden bij Noordwijk ’s ochtends grootschalige zuidwaartse verplaatsingen geconstateerd. Op 3 januari werden er liefst 882 in een uur geteld en op de 6e 598 in een uur. Tot half januari bleven bij Noordwijk de aantallen hoog. Te Scheveningen werden in dezelfde periode vergelijkbare aantallen geteld met een uitschieter van 1280 naar Z op de 6e in 8 uur. Ten noorden van Noordwijk werden in deze periode geen opmerkelijke aantallen gezien. In april werden bij de Hbz relatief grote aantallen Parelduikers vastgesteld. Op de 18e en de 30e vlogen resp. 24 en 25 ex langs. Een paar dagen vorst in de derde week van februari gaf voornamelijk bij Schev. vorsttrek te zien van Futen (op de 16e en de 18e ruin 2000 exemplaren per dag) en Wulpen (620 in 2 uur op de 14e). Vanaf de derde week van november begonnen de aantallen Zwarte Zeeëenden bij de Hbz flink toe te nemen. De tellingen van zuidwaarts vliegende vogels (correctievluchten) liepen regelmatig op tot boven de 10 000 en op 8 november werden er zelfs 23 000 geteld. Over de grootte van de verblijvende eendegroep valt echter aan de hand van de tellingen nauwelijks een zinnige uitspraak te doen. Na half januari waren de zeeëenden plotseling verdwenen. De gebruikelijke voorjaarstrek werd weer opgemerkt bij de Hbz gedurende de eerste helft van april. De trek van de Rotgans speelde zich voornamelijk af tussen 7 en 17 maart bij de Hbz. Op vier dagen werden meer dan 1000 exemplaren gezien met als maximum 4670 exemplaren op de 13e. De tweede, kleinere, piek werd opgemerkt in de tweede helft van mei. Opvallend was dat deze trekgolf, buiten NH, wel werd opgemerkt bij de Maasvlakte en Bloemendaal en niet bij de tussenliggende posten. Aanlandige winden brachten op 28 januari nog 30 Noordse Stormvogels (waaronder 5 donkere fase) voor de kust bij de Hbz. De beste dag voor het Vaal Stormvogeltje in het najaar was 16 december met slechts 4 exemplaren (Hbz). In januari werd nog een exemplaren gezien op de 23e bij de Hbz maar noch uitzonderlijker waren waarnemingen aldaar op 16 en 24 maart. Stormvogeltjes werden gezien op de 15e (4 Hbz, 1 Egmond) en 16e november (2 Hbz) en op 16 december (1 Bloemendaal). De Jan van Gent verscheen in het late voorjaar in opvallende aantallen, zoals 358 exemplaren aan de Hbz. en 121 bij Bloemendaal op 5 juni. Op deze stormachtige dag werden bij de Hbz. tevens maar liefst 109 Noordse Pijlstormvogels waargenomen.