Deze periode werden vrijwel alle gegevens verzameld aan boord van het onderzoeksschip RV Tridens dat op de zuidelijke en centrale Noordzee meewerkte aan de 'International Bottom Trawl Survey’. Afgezien van de IBTS in februari, toen vrijwilligers voor het IBN-DLO meevoeren, werd dit schip voornamelijk voorzien van NlOZ-waamemers die in het kader van het EG-project 'Consumption of discards by seabirds in the North Sea' vogelwaarnemingen deden in mei (vier weken) en augustus (twee weken). In maart voer RV Pelagia drie dagen voor de 'stormachtige’ training van de medewerkers aan dit project, ook deze gegevens zijn opgenomen. In februari werden op de centrale Noordzee ruim 100 Kleine Alken genoteerd. De effort in maart is te laag om iets over aantallen te melden, toch was het aantal Papegaaiduikers (7) iets ten noorden van het westelijk Waddengebied opmerkelijk. De maand erna waren het vooral Noordse Stormvogels (2100), Jan van Genten (1400), Drieteenmeeuwen (5900) en Zeekoeien (2000) die het beeld op zee bepaalden. De verspreiding van deze soorten beperkte zich zonder uitzondering tot het noordelijk deel van het bezochte gebied, de zuidelijke Noordzee bleek in deze maand erg vogelarm. Een zeer groot deel van het genoemde aantal Jan van Genten werd geteld op 10 mei. Op de Doggersbank, op een afstand van 320 km van Bass Rock, fourageerden de overwegend adulte vogels in combinatie met grote aantallen dolfijnen (zie kaart bij de zeezoogdieren). Dit verschijnsel is des te opvallender daar er tot op heden van werd uitgegaan dat de voedselvluchten van deze soort maximaal zo’n 150 km van de kolonie bedragen. Aanwijzingen over de herkomst van de Jan van Genten werden afgeleid van de vliegrichting. De van noordoost naar zuidwest gerichte trek had zijn oorsprong zonder twijfel op Bass Rock. In de Duitse Bocht werd deze maand nog een aantal Parel- en Roodkeelduikers aangetroffen. Jagers, Zilver- en Stormmeeuwen ontbraken in deze periode vrijwel geheel in het bezochte gebied. In augustus was het aantal waargenomen Noordse Stormvogels aanmerkelijk groter (4200), Jan van Genten kwamen in kleine aantallen voor (389) en het aantal Drieteenmeeuwen was ongeveer gelijk aan dat in mei. Voor de kust van Aberdeen (het Aberdeen-front) doorvoer de Tridens op de 19 augustus een enorme concentratie fouragerende Alken (228), Zeekoeien (8369) en Drieteenmeeuwen (4344). Grote Jagers (25) bleken in deze periode weer minder aan de kolonie te gebonden te zijn en deze werden verspreid over de gehele Noordzee aangetroffen. Rond 17 augustus kon in de Duitse Bocht worden vastgesteld dat de Visdieven de open zee niet schuwen; alle exemplaren vlogen van noordoost naar zuidwest en sneden daarmee een groot stuk kust af. Mei bleek 'offshore’ de beste tijd voor de landvogels. Een Zwarte Wouw, een Slechtvalk, een Roodgesterde Blauwborst en een Roodmus waren de meest opvallende soorten. Bijzondere waarnemingen in augustus waren acht Grauwe Franjepoten, twee Kleinste Jagers en een onvolwassen Sperwergrasmus.