Sinds het midden van de jaren tachtig werden in de Nederlandse kustwateren, vooral in de winter (december-april) weer af en toe Bruinvissen Phocoena phocoena gezien. Aan de hand van zeetrektellingen kon de toename, gecorrigeerd voor waarnemingsinspanning, goed worden gedocumenteerd. Tussen 1972 en 1992 werden tijdens deze tellingen 72 maal Bruinvissen gezien (125 exemplaren), waarvan 60 gevallen sinds 1986. Toch kwam het aantal van 69 waarnemingen (94 dieren) in de winter 1993/94 als een verassing. Behalve de waarnemingen tijdens systematische zeetrektellingen kwamen dit seizoen ook opvallend veel meldingen van derden binnen. Het voorkomen bleef niet beperkt tot de Noordhollandse kust (97% van de gevallen 1986-92), maar strekte zich uit tot de Noordzeekust van de Waddeneilanden, de Waddenzee en de Zuidhollandse en Zeeuwse kust. Opvallend was het relatief late verschijnen van Bruinvissen langs de kust. Werden normaal de meeste dieren in de maanden december-maart gezien, in 1994 verschenen de grootste aantallen in-maart (49) en april (35) en werden zelfs in mei nog enkele dieren opgemerkt. De waarnemingen van deze winter maken het aannemelijk dat er inderdaad sprake is van een terugkeer van de Bruinvis voor de Nederlandse kust. Over de waarnemingen is uitvoerig gepubliceerd in het zoogdierentijdschrift Lutra (vol. 37: 54-61). In totaal werden er tussen december en augustus vanaf de kust 111 Bruinvissen gerapporteerd (december 2, januari 8, maart 59, april 37, mei 5). Tellingen op zee werden uitgevoerd in december en februari (Tridens), maart (Pelagia), april (Navicula), mei en augustus (Tridens). In maart werden waarnemingen verricht tijdens buitengewoon slecht weer. De waarnemingen tijdens de Bruinvissurvey in de zomer zijn in dit overzicht niet opgenomen, omdat daarover elders in dit nummer uitvoerig wordt gerapporteerd. In de periode december-april werden verspreid kleine aantallen Bruinvissen waargenomen. Vanaf de Navicula werden in april 15 exemplaren gezien in de kustzone, de andere waarnemingen betreffen exemplaren op grotere afstand van de kust. In mei werden vanaf de Tridens 102 Bruinvissen waargenomen. Behalve enkele verspreide dieren voor de Deense kust ging het vooral om de wateren voor de Britse oostkust ter hoogte van de Firth of Forth {ca. 56°N; zie kaart). Tellingen in hetzelfde gebied in augustus leverden een vergelijkbaar patroon op (de meeste walvisachtigen voor de Britse oostkust), maar nu werd in het Deense deel niets gezien.