Aan boord van de RV Tridens werden in augustus en in oktober vogels op zee geteld. Van 21-31 augustus werden enkele lange raaien in de oostelijke Noordzee gevaren en er werd ook ter hoogte van Aberdeen in de noordwestelijke Noordzee geteld (zie blz 172). Noordse Stormvogels waren zeer algemeen in grote gebieden op zee, vooral in Britse wateren (eenmaal kwamen tijdens een vistrek zo’n 1000 Noordse Stormvogels op het schip af), maar ook bij de ingang van het Skagerrak. Ook in de buurt van het Friese Front, ten noorden van de Waddeneilanden werden veel Noordse Stormvogels geteld. Hier vielen bovendien grote dichtheden Zeekoeien op,, terwijl de Alk hier nog ontbrak. Kleine Mantelmeeuwen waren in de buurt van Nederland nog algemeen op zee, Grote Mantelmeeuwen zaten vooral noordelijker. Er werden in totaal 53 Grote en en 8 Kleine Jagers gezien. Grappig was een Blauwe Reiger op 30 augustus, halverwege Texel en de Engelse kust. De tweede tocht voerde vooral naar de rijke wateren ten oosten van Engeland van 9 tot 12 oktober. In dit gebied ligt een belangrijk hydrografisch front, waar we ook in vorige jaren hoge zeevogeldichtheden vonden. Nu vielen opnieuw de grote aantallen Alken, Zeekoeien, Papegaaiduikers, Drieteenmeeuwen en Jan van Genten op. Al deze soorten waren algemener dan de Noordse Stormvogel, die de vorige reis juist zo alomtegenwoordig was. Ook het aantal en vooral het aantal soorten jagers viel tegen (15 Grote en 1 Kleine), evenals de pijlstormvogels (5 Grauwe en 2 Noordse). In het gebied van het front werden ongekende aantallen Dwergmeeuwen gezien; in totaal 186, waaronder 4 groepen van 25-50 vogels. Een andere opvallende waarneming was een adult zomerkleed Vorkstaartmeeuw. Er was veel trek over zee. Vooral Kieviten (79) en Spreeuwen (263) werden in grote aantallen gezien, maar er werden in het algemeen veel eenden, steltlopers, en zangvogels opgemerkt, een typisch oktoberverschijnsel op zee.