Nadat het ijs in maart van zee verdwenen was na de strenge vorst in januari en februari, doken er veel Bruinvissen Phocoena phocoena op in de kustzone ten noorden van de Waddeneilanden. Op 26 maart werden enkele Bruinvissen bij Terschelling gezien, een dag later tien boven Ameland, tijdens een bodemdieren monsterprogramma. Het betrof toevallige waarnemingen 'tussen de bedrijven door’. Vanaf de brug werden bovendien acht zeehonden gezien. Ook andere viseters waren zeer talrijk. Zowel bij Ameland als bij Terschelling zaten naar schatting zo’n 1000 Roodkeelduikers Gavia stellata voor de kust. Zeetrekteller Nico Unsen (in litt.) was hier op Ameland getuige van, want door onze activiteiten op zee stootten we honderden duikers op, die vervolgens langs de kust wegvlogen. Op 1 april werden vanaf de betonningsvaartuigen Schuitengat en Terschelling, dicht onder de kust, vele tientallen Bruinvissen gezien. Het was die dag windstil weer. Garnalenvissers ter plaatse meldden last te hebben van veel 'stekers’ (jonge haring of sprot die in de mazen van hun netten vast komt te zitten; Peter van Zuilenkom pers. comm.). Op 15 april voer de Smal Agt van Scheveningen naar Schiermonnikoog, ook op een windstille dag. De schipper meldde dat hij op het stuk van Texel tot aan Schiermonnikoog voortdurend Bruinvissen zag, in totaal minstens 100 individuen. Op dezelfde dag werden recordaantallen duikers gezien tijdens het zeetrektellingen vanaf Ameland (07.30-08.00 uur 290 -* west, 28 -» oost). Van 08.00-12.00 uur vlogen 120 duikers (terug) naar oost (Nico Unsen in litt.). Zeker tot eind mei bleven veel duikers rondhangen bij de Wadden. In de laatste week van mei strandden er plotseling enkele op Terschelling. Vermoedelijk was deze ongewone meistranding een uitloper van een massastranding op de Duitse eilanden. Als gevolg van een lozing van een oplosmiddel werden er bij een opvangcentrum in Norden-Nordeich ruim 150 Roodkeelduikers binnengebracht. De laatste melding van groepen Bruinvissen kwam binnen op 22 april van de schipper van de Nestor. Dit schip was ’s morgens uit den Helder vertrokken en voer naar het westen. Op een afstand van 9-15 mijl westelijk van Den Helder werd tien keer een groepje van 5-6 Bruinvissen gezien. Al met al gaat het hier om aantallen Bruinvissen zoals die de laatste tientallen jaren niet in Nederland zijn gezien. Ook de concentratie Roodkeelduikers ten noorden van de Wadden was bijzonder, terwijl de vogels bovendien ongewoon lang in het gebied bleven hangen in het voorjaar. Alles wijst op een uitzonderlijk rijk voedselaanbod. Het bodemleven (wormen, schelpdieren) had in februari een zware klap gekregen en de meeste van deze dieren waren dood of stervend. Mogelijk kwamen hier massaal vissen op af, gevolgd door de viseters.