Als een reactie op artikelen van Eigenhuis (1996) en Dijksen (1996) over het mogelijke voorkomen van broedende mantelmeeuwen in Nederland in het verleden, wordt de historische informatie over het voorkomen van meeuwen en sterns op de Britse Eilanden besproken. Er bestaan aanwijzingen waaruit het voorkomen van verschillende soorten kan worden afgeleid, vooral op basis van vangstgegevens en informatie over de consumptie van gevogelte in de Middeleeuwen. Helaas wordt in de literatuur een groot aantal verschillende (locale) namen gebruikt voor de verschillende vogelsoorten, waardoor het dikwijls moeilijk is om precies uit te maken waar het nu feilelijk om gaat. Hel lijkt er echter op dat voor de drooglegging van de meeste moerassen een soort als de Kokmeeuw buitengewoon talrijk was en dat jonge dieren werden gevangen om in gevangenschap te worden vetgemest voor menselijke consumptie. De grotere meeuwensoorten werden eveneens gewaardeerd om hun vlees, maar deze soorten waren kennelijk niet zo ruim voorhanden. Sterns werden zelden vermeld als luxe vorm van 'broodbeleg ’ en hun eventuele talrijkheid is uit dergelijke bronnen daarom niet goed af te leiden. Er zijn echter aanwijzingen dat behalve de Zwarte Stern ook de Lachstern vroeger op de Britse Eilanden heeft gebroed en het lijkt aannemelijk, maar ditmaal vooral op geografische grond, dat ook de Reuzenstem hier vroeger als broedvogel voorkwam. The suggestion by Eigenhuis (1996) that black-backed gulls Larus fuscus/marinus may have bred on Texel in the past before they recolonised The Netherlands in this century, although questioned by Dijksen (1996), relates to an interesting subject, the original distribution of the Laridae in northwest Europe, and it may be useful to provide a British perspective.