Zoals elk jaar nam de omvang van het telwerk snel af na de maand maart en in de zomer werden alleen van Ameland en de Hondsbossche Zeewering gegevens ontvangen. In totaal werd deze periode een afstand van 245 km onderzocht. In maart (179 km geteld) was de Scholekster (1030) veruit de meest voorkomende soort op het strand, op afstand gevolgd door de Wulp (265), Eidereend (172) en de Bergeend (134). Alken (70) waren deze maand juist iets talrijker dan Zeekoeien (61). Bijzondere vondsten waren 1 Nijlgans en 1 Papegaaiduiker. In april waren bij een veel geringere waarnemingsinspanning (31 km) de Scholekster (17), Eidereend (16) en Zilvermeeuw (13) de meest voorkomende soorten. In mei, juni en juli was de Zilvermeeuw steevast het talrijkst, op enige afstand gevolgd door (oude) Scholeksters. De oliebevuilingspercentages waren dit jaar, conform de ongeveer 10-15 jaar geleden ingezette trend, tamelijk laag. Voor de algemene, oliegevoelige soorten lag het percentage olieslachtoffers beneden de 70%: Eidereend 3%, Zwarte Zeeëend 62%, Stormmeeuw 11%, Zilvermeeuw 8%, Drieteenmeeuw 40%, Zeekoet 63%, Alk 25%. Het buitengewoon lage percentage bij de Alk is opmerkelijk. Eén Jan van Gent was in vistuig verward geraakt.