Het telwerk in het kader van het olieslachtoffer-onderzoek nam geleidelijk aan toe in deze periode, tot een climax van activiteit werd bereikt in december. In onderstaand schema is de waamemingsinspanning (km) per maand per deelgebied weergegeven; In augustus werden weinig vogels gevonden en alleen een enkele Noordse Stormvogel bleek olie in de veren te hebben. September leverde de eerste Alk op, en dit was het enige olieslachtoffer dat gerapporteerd werd in deze periode. Oktober was iets soortenrijker en in deze maand werd de eerste Zeekoet gemeld. Opvallend waren een viertal Futen (Texel). De maand november leverde enkele zeldzaamheden op: een IJsduiker op de Zuidhollandse kust en een Kuifaalscholver op de Hondsbossche. Alken, Zeekoeten en Kleine Alken werden in kleine aantallen aangetroffen. In december stonden het grotere aantal kilometers, maar ook enkele opvallende vogelstrandingen borg voor ene flinke variatie. Smienten spoelden overal in grotere aantallen aan dan normaal, maar de 44 exemplaren op het Texelse strand kenden geen precedent. Tegelijk spoelden van vrijwel alle soorten grauwe ganzen wel enkele exemplaren aan. Veel Zeekoeten waren zwaar met olie besmeurd en ook een flink aantal Zwarte Zeeëenden was met olie in aanraking gekomen. De vondsten liepen verder uiteen van Roodkeelduikers tot Grote Jagers, van Koperwieken tot Kleine Alken en van Grote Zaagbekken tot Rosse Grutto’s. Ongewone vondsten waren een kip en een Lepelaar. Een Jan van Gent op Texel was in een opmerkelijk vistuig verstrikt geraakt (haak, zware lijn en tempex drijver). Ook een Noordhollandse Jan van Gent was in vistuig verstrikt geraakt. De tweede helft van december stond in het teken van strenge vorst en deze vorstperiode liep ononderbroken door tot halverwege januari. Hierover in het volgende nummer meer.