In dit nummer van Sula wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de hroedvogelstand van meeuwen in Nederland en langs de kust van België in de loop van de twintigste eeuw. In beide landen is de meeuwenstand explosief toegenomen. In de loop van de eeuw hebben verscheidene soorten zich in beide landen voor het eerst of opnieuw gevestigd. In het begin van de eeuw broedden in Nederland alleen Kokmeeuw Lams ridibundus en Zilvermeeuw L. argentatus. Langs de Belgische kust vestigde zich pas in de tweede helft van de eeuw meeuwen als vaste broedvogel. In Nederland broeden thans acht soorten meeuwen: in België zijn deze eeuw zes meeuwensoorten als broedvogel vastgesteld. In Nederland nam de totale meeuwenstand toe van hooguit enkele tienduizenden paren aan het begin van deze eeuw tot bijna 400.000 paren in het midden van de ja ren tachtig. Ook langs de Belgische kust piekte in die periode de meeuwenstand (9000 paren). Sindsdien is in beide landen de stand teruggelopen (Nederland: Kokmeeuw, Stormmeeuw L. canus en Zilvermeeuw; kust België: Kokmeeuw). De explosieve toename van de meeuwen in de Lage Landen in de loop van deze eeuw staat niet op zichzelf maar is in het gehele Noord-Atlantische gebied vastgesteld. Als belangrijkste factoren voor de aantalstoename worden genoemd de beschermende maatregelen die in het begin van de eeuw voor meeuwen zijn genomen (wettelijke bescherming, stichten van reser\>aten), gekoppeld aan een toename van de hoeveelheid voedsel en de voedselmogelijkheden die de meeuwen dankzij de mens ter beschikking staan (landverbetering, eutrofiëring oppervlaktewater, vuilstortplaatsen, visafval op zee, etcJ. In België zal de verdere ontwikkeling vooral worden bepaald door de beschikbare oppendakte broedbiotoop langs de kust. Verwacht wordt dat in Nederland Zwartkopmeeuw L. melanocephalus, Geelpootmeeuw L. michahellis en Grote Mantelmeeuw L m annus in de komende eeuw verder in aantal zullen toenemen, de Dwergmeeuw L. minutus erratisch in voorkomen zal blijven, het aantal Kleine Mantelmeeuwen L. graellsii op vrij korte termijn zal stabiliseren en de afname bij de andere soorten zich nog zal voortzetten. Voor Kleine Mantelmeeuw en Zilvermeeuw is er misschien hoop voor enig herstel als plannen om de Maasvlakte verder zeewaarts uit te breiden (Maasvlakte 2) en een vliegveld in zee aan te leggen, worden geëffectueerd. In ieder geval lijkt het er niet op dat van de meeste soorten de aantallen spoedig zullen zijn gestabiliseerd. Monitoring van de broedvogelaantallen, vergezeld van voortgezet onderzoek naar reproductiesucces, voedselkeuze en uitwisseling tussen kolonies, blijft dus ook in de eenentwintigste eeuw noodzakelijk. Maar wie zal daar rouwig om zijn?