De aanwezigheid van een kleine broedpopulatie van de Dwergmeeuw Lams minutus in Nederland – ver ten westen van het hoofdverspreidingsgebied – is opmerkelijk, omdat in de omringende landen de soort een zeldzame broedvogel is. Het broeden in ons land is echter onregelmatig en eerst in 1942 voor het eerst met zekerheid vast gesteld. Het broeden in vroegere tijden kan echter niet geheel worden uitgesloten. In de twintigste eeuw zijn duidelijk twee piekperioden aan te wijzen: 1942-56, mogelijk tot 1963 (max. 35 paren) en 1972-89 (max. 61 paren). Gedurende de eerste periode kwamen alle broedgevallen uit Friesland. Gedurende de tweede periode broedden de meeste vogels in het, kort daarvoor afgesloten, Lauwersmeer. Sindsdien is de soort door het gehele land broedend aangetroffen (max. 8 paren). Het broedhabitat in Nederland wordt gekarakteriseerd door een hoge mate van dynamiek. In alle gevallen werd er tot nu toe gebroed in de nabijheid van Kokmeeuwen L. ridibundus, soms vergezeld van andere broedvogels van dynamische milieus. De Dwergmeeuw is naar verhouding niet erg agressief en zou legen predatoren dus kunnen profiteren van de aanwezigheid van de andere soorten.