97. Hydrophyllaceae

Kruiden, zelden halfheesters of heesters. Bladen verspreid of tegenoverstaand, vaak in een wortelrozet, ongedeeld of veervormig-, zelden handvormig ingesneden of samengesteld, zonder steunblaadjes. Bloemen in cymeuse bloeiwijzen, vaak in schichten, of alleenstaand in of tegenover de bladoksels, tweeslachtig, actinomorf, meestal 5-tallig. Kelk meestal 5-delig, soms bijna losbladig, soms met aanhangsels tussen de slippen. Bloemkroon ster-, klok- of trechtervormig, meestal 5-lobbig; de kroonslippen meestal met imbricate, soms met gedraaide knopligging. Meeldraden meestal 5, afwisselend met de kroonslippen, op de voet van de bloemkroon ingeplant; helmknoppen aan de binnenzijde met overlangse spleten openspringend; helmdraden vaak met schubvormige aanhangsels aan of aan weerszijden van de voet; staminodiën soms aanwezig. Discus meestal aanwezig. Vruchtbeginsel 1, vrijwel steeds bovenstandig, uit 2 vruchtbladen bestaand, 1-hokkig, met 2 wandstandige placenta’s, die elkaar soms in het midden van het vruchtbeginsel ontmoeten, waardoor dit 2-hokkig wordt; zaadknoppen per placenta vaak talrijk, zelden weinig, hangend, anatroop of amphitroop. Stijl 1, meer of minder diep in tweeën gedeeld, of 2 stijlen; stempels knopof puntvormig. Vrucht meestal een loculicide doosvrucht met 2, zelden met 4 kleppen, soms ook niet openspringend. Zaden met een al of niet sterk ontwikkeld, kraakbeenachtig of vlezig endosperm en een klein, recht embryo. De familie omvat ca. 18 geslachten, met ca. 275 soorten, in Amerika, Afrika en Azië; de meeste soorten in westelijk N.-Amerika.