Overblijvend kruid met monopodiale, ver kruipende wortelstok met schubben en bladen in twee rijen. Bloeistengels uit de wortelstok ontspringend, meestal in de oksels van bladen, zelden van schubben. Bladen zonder steunblaadjes, grondstandige bladen enkel tot dubbel 3-tallig geveerd, stengelbladen 3-tallig, tegenoverstaand. Bloeiwijze een hoofdje. Bloemen tweeslachtig, actinomorf, 4—5-tallig, met oligomere kelk en vergroeidbladige kroon. Meeldraden evenveel als kroonbladen, met deze afwisselend, diep gespleten. Vruchtbladen evenveel als kroonbladen, vergroeid tot een halfonderstandig vruchtbeginsel met vrije stijlen. Elk hokje van het vruchtbeginsel met 1 hangende zaadknop. Steenvrucht met evenveel stenen als vruchtbladen, omsloten door de blijvende kelk. Zaden met endosperm. 1 geslacht met 1 soort.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Flora Neerlandica | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging |
|
F. Weberling. (1981). 117. Adoxaceae. Flora Neerlandica, 4(6), 59–61. |
|