In een recente aflevering van “DE PIEPER” publiceerde Philippona (1973) een zeer goed gedokumenteerd artikel over jongerenproduktie en populatiegrootte bij de Kolgans. Bij de interpretatie van de door hem verschafte grafiek stootte hij daarbij op de problematiek van mortaliteit en broedsukses. Zonder zijn konklusies in twijfel te willen trekken, wil ik in dit kommentaar aangeven hoe met enig eenvoudig rekenwerk deze populatie-dynamische grootheden op grond van de door hem gegeven informatie gekwantifiseerd kunnen worden. Uit de bij zijn artikel behorende grafiek kan zonder véel moeite de totale jaarlijkse Kolgans-populaties afgelezen worden, evenals het percentage in het voorafgaande jaar geboren jongen. In tabel 1 zijn deze gegevens per seizoen weergegeven in kolom A, resp. B. Met behulp van deze twee gegevens is het direkt mogelijk ook de grootte van de populatie éénjarigen (kolom D) en de populatie ouderen (kolom C) te berekenen. Wanneer we nu aannemen dat de sterfte onder beide groepen na de eerste winter gelijk is, dan kan de jaarlijkse sterfte berekend worden uit het aantal oudere dieren, dat in een bepaald seizoen wordt waargenomen ten opzichte van de totaal aanwezige populatie het seizoen daarvoor. Als voorbeeld: in het seizoen 60/61 is de populatie oudere kolganzen 37.000 stuks, terwijl de totale populatie het jaar daarvoor (59/60) 66.000 stuks bedroeg. De sterfte in de loop van dat jaar is dus geweest 66.000 – 37.000 = 29.000, gedeeld door 66.000 maal honderd. De uitkomst is dan 44%, De resultaten van deze berekeningen zijn gegeven in kolom E. Behalve enkele uitschieters (waarbij o. a. één geval van negatieve sterfte, wat gelijk staat aan een biologisch wonder!) zien we dat de waarden in een vrij nauwe range liggen, temeer wanneer we bedenken dat als door een gebrekkige bemonstering in een bepaald jaar bv. een te hoge waarde gevonden wordt, dit noodzakelijkerwijs het volgende jaar gekompenseerd moet worden door een te lage waarde. Zowel in de seizoenen 61 en 62, als in 69 en 70, is een dergelijke opeenvolging van een zeer hoge en een zeer lage sterfte waarneembaar en hier moeten we dus niet teveel waarde aan hechten.