Het najaar van 1974 werd gekenmerkt door het grote aantal zeer matige trekdagen en door enkele opvallend goede dagen. Opvallend bij deze topdagen waren echter de grote verschillen per post, die alleen maar veroorzaakt werden door de verschillende geografische ligging. Zo was 27-10-74 alleen aan de Hondsbossche Zeewering een zeer goede dag, terwijl bij Scheveningen en op Schiermonnikoog opvallend weinig werd gezien .Een dag later waren de rollen omgekeerd! Bij dit soort bevindingen dringt zich steeds weer de vraag op, of wij bij stormachtige omstandigheden wel iets te zien krijgen wat met echte trek te maken heeft. Ook het grote aantal noordwaarts vliegende vogels langs de Hollandse kust wijst er al op,dat wat wij in het najaar als “trek” waarnemen, gezien moet worden als de resultante van een aantal factoren die tot nu toe voor ons niet geheel duidelijk zijn. Het volgende verslag volgt in grote lijnen de opzet van het voorjaarsverslag 1974. Bit houdt in dat vrijwel alle gegevens zijn opgesplitst in zevendaagse perioden. Deze perioden liggen vast op de kalender.(1-7 januari:week 1 ; 8-14 januari:week 2 enz. ). Verder zijn ook in dit verslag enige bewerkingen van steltlopers, eenden en sterns opgenomen. Vooral de sterns zijn in de andere najaarsverslagen nogal verwaarloosd, terwijl deze groep toch gedurende vele weken bepalend is voor het trekbeeld langs onze kust.