Sedert enige jaren was het duidelijk dat de aantallen vogels die langs de Hollandse kust trekken van plaats tot plaats sterk kunnen uiteenlopen en wel heel anders dan men op het eerste gezicht verwachten zou. Zo blijkt voor veel soorten het aantal trekkers langs de Hondsbossche Zeewering veel hoger te zijn dan zuidelijker langs de kust. Men zou verwachten dat de vogels door de zuidelijker gelegen pieren van IJmuiden verder in zee gestuwd worden, maar ook vanaf de niet minder dan 3 km in zee stekende zuidpier van IJmuiden worden vaak geringere aantallen waargenomen dan vanaf de Hondsbossche. In het voorjaar van 1975 werd er uitvoerig waargenomen vanaf de 5 km. in zee stekende Maasvlakte, en geheel tegen de verwachtingen in, bleek hier slechts een deel langs te trekken van de meer noordelijk langs trekkende vogels. Hat er achter de waarnemers langs veel vogels trekken, gebeurt bij IJmuiden wel veel (vooral sterns en steltlopers), maar op de Maasvlakte is dat veel minder het geval. Voor de geringere aantallen op de Maasvlakte zijn verschillende verklaringen geopperd : – het zeer vuile water voor de delta en ten noorden hiervan. Een argument dat ook in deze richting wijst, is dat in de relatief schone zee voor de Waddeneilanden de vogels vaak veel dichter onder de kust trekken en achter de branding ook fourageren ( Jan van Gent, duikers) , iets wat voor Scheveningen en Noordwijk vrijwel niet voorkomt. Dit zou echter ook in verband kunnen staan met de hoge bouwwerken langs de kust bij genoemde badplaatsen. – de vele schepen die vaak voor de Maasvlakte liggen te wachten, stuwen de vogels meer zee-inwaarts. – de voor de Vlaamse en Zeeuwse kust liggende banken stuwen de vogels uit de kust.