– Bij verschillende soorten is een onderverdeling naar herkenbare kleden gemaakt. Omdat door verschillende ongunstige omstandigheden het niet steeds mogelijk is deze kleden te noteren, is in veel gevallen het totaal beduidend hoger dan de som van de aantallen die vermeld zijn bij de diverse kleden. – In de totaalstaten van 3.1 zijn ook aantallen van ter plaatse verblijvende vogels opgenomen. In het algemeen is het zo dat dit aantal is samengesteld uit de som van de periodemaxima per post. Deze bewerking is natuurlijk niet toegepast als het zeer duidelijk was dat het wekenlang om dezelfde vogels ging, zoals bv, bij Kuifaalscholvers en Zwartkopmeeuwen. – In 3.1. zijn geen aantallen van de meer algemene meeuwen opgenomen. Zie hiervoor de tekst. – Bij Noordse stern en Visdief zijn in do kolommen van Zuid-Holland geen totalen opgenomen, omdat maar op een deel der kaarten (indien mogelijk!) deze soorten genoteerd stonden. – Op 28 en 29 mei werd op Texel een strandtelling gehouden . Bij deze tellingen werden opvallend veel alkachtigen gevonden. Deze zijn niet in de totaalstaat opgenomen . Zie hiervoor de tekst. – In 3.2 zijn geen totalen voor de ter plaatse waargenomen aantallen opgenomen. De soorten waarbij wel regelmatig op diverse plaatsen langs de kust verblijvende ex. werden gezien, zijn van een + teken voorzien. Zie hiervoor de tekst. – In 3.3. zijn alleen de naar oost vliegende vogels vermeld. Alleen bij de Scholekster werd het gehele seizoen door enige trekbeweging in beide richtingen gezien. – In de totaalstaat van de stootvogels 3.4. is ook een kolom t.p. opgenomen. In veel gevallen hebben de in deze kolom vermelde exemplaren betrekking op vogels die recht uit zee kwamen aanvliegen. – Langs de Noordzeekust van de Waddeneilanden werden geen stootvogels waargenomen.